Sinds kort krijg ik de digitale ‘DagelijkseBroodkruimels’ in mijn mailbox. Elke dag een bijbeltekst met
een afbeelding. Elke ochtend ben ik nieuwsgierig wat er op mijn mail staat. Twee recente bijbelteksten zijn blijven hangen: ‘Zet uzelf aan tot bescheidenheid’ en ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’. Die teksten schuren. Ze gaan radikaal in tegen de tijdsgeest. Een halve eeuw geleden was bescheidenheid misschien nog een deugd, maar tegenwoordig hoef je daar niet meer mee aan te komen. Je belandt al snel in het rijtje van de ‘losers’ als je je bescheiden opstelt. Ik zou vandaag de dag geen invloedrijk persoon weten die het toonbeeld is van bescheidenheid. Daarom even terug in de tijd. In 1926 wordt er in Barcelona een oude man door een tram overreden. De gewonde man ziet er zo sjofel uit, dat hij naar een ziekenhuis voor armen wordt gebracht. Daar ter plekke blijkt dat het de wereldberoemde architect Antoni Gaudi is. Gaudi heeft zich de laatste jaren van zijn leven volledig toegewijd aan de bouw van de Sagrada Familia. Hij ging zelfs zo ver dat hij op het bouwterrein ging wonen. Gaudi liet zich inspireren door de natuur, zoals ‘de kunstenaar God hem heeft geschapen’. De basiliek, die voltooid zal worden binnen enkele jaren, wordt beschouwd als zijn meesterwerk. Het moet overweldigend zijn om de kerk met eigen ogen te kunnen zien. Uit alles blijkt de passie, eerbied en bezieling voor God. Gaudi heeft zijn leven gewijd aan iets dat veel groter is dan hemzelf. Enkele dagen na het tramongeval is Gaudi overleden. Vrienden van hem hebben nog geprobeerd om hem naar een ander ziekenhuis over te plaatsen, maar Gaudi weigerde. ‘Ik hoor hier tussen de armen’, zou hij gezegd hebben. Daar heb ik ontzag voor! Het is hoog tijd om te gaan zaaien! Ik sta begin april met drie pakketjes in mijn handen: Woeste
Worteltjes, Magische Munt en Dekselse Dille. Vorig jaar gekregen op mijn verjaardag. De pakketjes heb ik zorgvuldig bewaard, in afwachting van het voorjaar. Eerlijk gezegd vind ik het wel een beetje spannend. In tegenstelling tot mijn man heb ik geen groene vingers, en ik wil het niet op m’n geweten hebben dat het op niets uitloopt. Misschien vraagt de gulle gever straks wel of ik de groente en kruiden al heb kunnen oogsten, en dan moet ik opbiechten dat het niets geworden is. ‘Het lijkt wel of je een keukenrecept volgt’, grapt mijn man, als hij ziet hoe ik het water afmeet dat bij de geperste kokosaarde gevoegd moet worden. Zodra ik het zakje met zaadjes opentrek, moet ik oppassen dat de piepkleine zaadjes niet wegwaaien. Als dat maar goed komt. Gek eigenlijk dat ik zo ver af sta van de natuur als het om zaaien gaat. Vroeger was het zaaien veel meer onderdeel van het alledaagse leven. In de bijbel gebruikt Jezus regelmatig ‘het zaaien’ als voorbeeld. Al heb je het geloof van een minuscuul mosterdzaadje, het zal uitgroeien tot een grote struik. En het zaad van Gods woord, dat nooit zonder vrucht zal blijven. Misschien ben je - net als ik - wat huiverig om te gaan zaaien. Helemaal als het, figuurlijk gezien, om de woorden van God gaat. Valt het wel in goede aarde? ‘Kom eens naar je moestuintje kijken!’, riep mijn man gisteren. Snel loop ik naar de tuin. Na ruim 3 weken komen er bij de Woeste Wortelen Modderschoenen
De prille voorjaarszon heeft ons naar buiten gelokt, de natuur in. Maar hier hebben we niet op gerekend. Na zo’n kwartiertje stevig stappen, slingert het pad zich tussen de elzenbosjes door waar het verandert in één grote modderpoel. Mijn bergschoenen mogen dan waterdicht zijn, maar ik heb geen zin om tot over m’n enkels in de modder weg te zakken. Terwijl we speuren naar manieren om er droogvoets door te komen, zien we een ander stel terugkeren. ‘Het is niet te doen’, zo zeggen ze. Wij willen ons niet laten kennen en ploeteren voort. De bosrand nadert. Zo, deze barrière is genomen. Nu volgt een makkelijker gedeelte met mooie vergezichten. Aan het water, op een boomstambankje, zit een echtpaar te genieten van het zonnetje. Ze vertellen dat ze wel wat gewend zijn. ‘Wij geven niet zo snel op: wij zijn camino lopers.’ Het blijken hikers te zijn die de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella maar liefst zes keer gelopen hebben. Terwijl we verder lopen door het drassige weiland, zit ik nog met mijn gedachten bij de camino lopers. Het is als het leven zelf, zo bedenk ik mij. ‘Ik begrijp nu waarom ze niet snel opgeven: ze hebben een duidelijk doel voor ogen. Dat maakt een pelgrim tot een volhouder’ ‘Ja, daar kon je wel eens gelijk in kunnen hebben.’ Het pad buigt opnieuw af in de richting van een broekbosje. Al het water van de afgelopen weken heeft zich hier verzameld. Er is één groot moeras ontstaan en er is geen doorkomen aan. Het camino echtpaar aarzelt even, zoekt en vindt een alternatieve route langs het kletsnatte bosje. Doelgericht en vastberaden wandelen ze door. Mijn wandelschoenen zien eruit als beesten. Ze staan in de gang, als stille getuigen van de survivaltocht. Klaar om verder te gaan. Rond kwart over drie sta ik - goed ingepakt met jas, sjaal en handschoenen - in de hal. ‘Ik ga even het hondenveldje lopen’, roep ik naar boven. ‘Is goed hoor’, klinkt het vanuit het thuiswerkkantoor in de logeerkamer.
Zo, nog even de wandelschoenen aan en dan lekker naar buiten. Met een stevige pas loop ik het dorp uit, het pad op tussen de landerijen door. Gewoonlijk nemen veel hondenbezitters deze route, maar op dit tijdstip van de dag ben ik er alleen. Eigenlijk wel prima: even een frisse wind door mijn haren en gedachten. In de verte zie ik een moeder aan komen fietsen met een peuter voorop. Een blonde kleuter fietst voor haar uit. Slim van die moeder om dit pad te nemen. Waarschijnlijk voor hen een afsteekroute, zonder verkeersdrukte. De kleuter - duidelijk in opperbeste stemming - roept terwijl ze lang mij heen fietst: ‘Hoe heet jij?’ Ik kijk verrast op. ‘Euh, Lia.’ Heerlijk zo’n spontaan kind! Het meisje had ook gewoon ‘hallo’ kunnen zeggen, maar door naar mijn naam te vragen maakt ze iets los bij mij. Je naam, dat ben jezelf. Het vormt je identiteit. Het maakt je tot een uniek persoon. Terwijl ik verder wandel vraag ik nog snel: ‘En hoe heet jij?’ De kleuter is al bijna uit het zicht verdwenen. ‘Fleur’, roept haar moeder mij nog na. Met lichte tred loop ik weer verder. Alsof de zon is doorgebroken: mijn dag is weer goed. Fleur… What’s in a name. ‘Er zit er weer één bij!’. Vanuit de huiskamer kijken we in onze achtertuin naar het koolmeesje die zich behendig in de pindakaaspot heeft gemanoeuvreerd. ‘Kijk, het meesje blijft op z’n qui vive, maar ze durven er nu toch van te eten.’ We waren even bang dat de beschermsilo die er omheen zit om grote vogels te weren, hen ervan zou weerhouden om er gebruik van te maken. Maar het werkt! De eksters en kouwen hebben geen schijn van kans om de hele pot in één keer leeg te vreten.
Op grijze winterdagen zoals deze, zijn de tuinvogels een welkome afleiding in ons eentonige bestaan tijdens de lockdown. Elke dag is er wel wat te beleven. Van troepen kouwen die in hun vlucht gretig het voer naar binnen schrokken, tot tortelduifjes die knus naast elkaar op een te dunne tak balanceren om de zaadjes uit het voederhuisje te pikken. Alle kleine vogeltjes zijn bij mij favoriet, maar ik heb een zwak voor roodborstjes. Ze zijn niet bang, levendig, en prachtig om te zien. Maar, vergis je niet, het zijn pittige beestjes! Zo nu en dan kom ik er één tegen op mijn wandeling. Precies op het juiste moment kijkt zo’n roodborstje me parmantig aan. Voor mij is het een knipoog van boven: ‘Maak je geen zorgen, God is erbij. Hij weet wat ik nodig heb’. Onlangs las ik in een tijdschrift dat de Scandinavische roodborst vaak bij ons overwintert. Deze soort zou tammer zijn, dus is het logisch dat je die vaker van dichtbij ziet. Tja… Kort na het overlijden van mijn vader zag ik tijdens één wandeling 3 roodborstjes van dichtbij. Onlangs - op Nieuwjaarsdag - verschalkte een roodborstje een worm, een meter bij ons vandaan. En terwijl ik dit schrijf kijk ik naar buiten en zie ik een roodborstje op de schutting landen. Toeval? Ik geloof er niet in. Intro
Ik speel al langere tijd met de gedachte om iets nieuws te gaan schrijven voor Diakonia. Geen overdenking meer, maar een column. Nu is het dan zover: de blikvanger is geboren. Een blikvanger is iets wat mijn aandacht trekt. Maar je kunt ook denken aan zo’n groot net, aan het einde van de afrit van de snelweg. Eenvoudige, alledaagse dingen in een groter kader plaatsen, zodat je er anders naar gaat kijken. Met een frisse blik. Ik kijk er naar uit! Met snarenspel Jaren geleden nam ik de Spaanse gitaar over van mijn oudste zus, voor honderd gulden. Een heel bedrag voor die tijd, maar ik had het er voor over. Het leek me helemaal te gek om mezelf te begeleiden bij het zingen van liederen uit de Youth for Christ-bundel (De Opwekkingsliederen van toen). Na veel oefenen, valse noten en kramp in de vingers, kreeg ik het voor elkaar om lof- en aanbiddingsliederen te zingen met snarenspel. Geweldig! Anno 2020 staat de Spaanse gitaar op zolder in een donker hoekje te verstoffen. Twee snaren zijn geknapt. ‘Zal ik de gitaar maar wegdoen? Ik speel er toch bijna nooit meer op.’ Mijn man vindt het zonde. Toch is het lied verstomd. Een beetje zoals in onze kerkdiensten. We zitten keurig op afstand, en zien op het scherm iets uit een ver verleden. Samen zingen, wat lijkt dat lang geleden! Het ‘nieuwe normaal’ wil maar niet wennen. Ik krijg hoe langer hoe meer heimwee. Ineens moet ik denken aan een lied, of was het een gezang? Ik weet de tekst niet meer precies, maar het komt er op neer dat het loflied aan God nooit onderbroken wordt. Als wij slapen, gaat aan de andere kant van de wereld het zingen door. En dan realiseer ik me dat het loflied wereldwijd wegkwijnt. Niet te geloven… Vandaag ga ik nieuwe snaren op m’n gitaar zetten! |
Details
Lia Stamhuis
Archives
June 2022
Categories |